Op 23 juli gingen we mee op drukkerswandeling in het museum.
Drukkermeester François gidste met veel enthousiasme zes gezellen door de geschiedenis van het lettergieten en de drukkunst.
Daarop hebben we met eigen hand en met het authentieke materiaal het ‘loodzware’ middeleeuwse drukprocedé uitgeprobeerd.
Het bewijs van ons kunnen kregen we zwart op wit mee naar huis.
Een prachtig resultaat, waaruit blijkt dat we het vak van corrector toch nog wat moeten oefenen.
Gust en Christine Oorts
Deze twee Vrienden gingen mee op drukkerswandeling op 23 juni 2014.
Een andere werd op 26 juni gehouden, waarvan Helena Vereeck enkele foto’s bezorgde.
[su_column size=”1/4″]
[/su_column]
[su_column size=”1/4″]
[/su_column]
[su_column size=”1/4″]
[/su_column]
De drukkerswandeling
Tijdens deze wandeling vertelde François een en ander over de lettertjes: hoe ze gemaakt werden, waarmee, wat dat kostte, wie de lettersnijders waren, en nog vele andere dingen.
Het waren niet allemaal brave doetjes: Francesco Griffin, die de romein voor Aldus Manutius in Venetië aanpaste om als cursieve drukletter te gebruiken, werd opgehangen omdat hij zijn schoonzoon doodsloeg met een ijzeren staaf …
Als toemaatje kregen we een demonstratie van hoe de letters vermenigvuldigd werden: met een gietlepeltje werd het vloeibare metaal in de gietfles gegoten. Bij het openen daarvan kwam het spiksplinternieuwe lettertje tevoorschijn.
Nadien gingen we naar de oude drukkerij. Daar vertelde François ons over het materiaal van de drukkers en dat van de zetters: drukpersen, inktballen, zethaken en -kasten. Ook werd een impressie gegeven hoe de gezellen dit materiaal gebruikten.
Leuk waren de boeken met de klachten waarin genoteerd werd waarin een of andere gezel gezondigd had tegen de reglementen van de drukkerij en daarvoor een boete moest storten in de gemeenschappelijke kas.
‘Lack mijn manlicheijt, op zijn eerlichste geshijt heeft Jan Cornet gesijdt tegen peeter Baron‘, stoorde blijkbaar zijn metgezel…
Maar drukken gebeurde bij Plantijn niet zonder dat de proeflezers het drukwerk grondig controleerden. De correctietekens die zij gebruikten bleven bijna ongewijzigd tot nu toe.
De gekendste proeflezers waren Kiliaan en een van de schoonzonen van Plantijn, Rafelengius. Deze was zeer geleerd en kende Grieks, Latijn, Hebreeuws, Chaldeeuws, Syrisch, Arabisch, Frans, Vlaams en andere levende talen. En ontving daarvoor het loon van een ongeschoolde werkman. Proeflezer L. Sterck verliet het bedrijf omdat hij hiermee niet kon rondkomen. Plantijn noteerde flematisch bij zijn vertrek: ‘encore que ie le luy eusse prédict.’
In de boekwinkel sprak François nog even over het uitgeven en verhandelen van boeken, maar omdat dit binnen dit tijdsbestek niet uit de verf kon komen, zal dit later als een zelfstandige sessie worden aangeboden.
Het leukste kwam als laatste: we mochten zelf onze naam zetten in een zethaak, dit op een proefpersje plaatsen en afdrukken. Als apotheose mochten we onze eigen afdruk maken van het sonnet van Plantijn op de degelpers in zaal 7.