Op 14 oktober 2023 kregen de Vrienden MPM de gelegenheid om het huis van Max Rooses te bezoeken. Omdat de groep te groot was, werd deze in tweeën gesplitst.
Een groep startte om 13.25 uur, de tweede om 14.45 uur.
We spraken af aan het pleintje voor het huis (aan de zijde van de Zoo). Buiten gaf Anne Van Houtte een korte inleiding over het boeiende leven van Max Rooses. Daarna gaven de huidige bewoners een rondleiding op het gelijkvloers. Het geheel werd leuk afgesloten met een drankje.
De figuur Max Rooses
Ann Van Houtte lichtte de figuur van Max Rooses als volgt toe.
Max Rooses wordt in 1839 geboren in Antwerpen. De familie woont op de Sint Jorisvest, nabij Oude Vaartplaats. Zijn vader is metser, later natiebaas.J oanna Coekelenberg is zijn moeder. In 1846 overlijdt zijn vader (Max Rooses is dan 7 jaar )
Hij gaat naar de wezenschool op Oude Waag en studeert met een beurs van de stad en met steun van pastoor Visschers. Vervolgens gaat hij naar de middelbare school in het Jezuïetencollege. Hij sticht er een Vlaamsgezinde en vrijheidslievende vereniging ‘De Moedertaal’, maar hij wordt vanwege zijn vrijzinnige en flamingantische overtuiging aan de deur gezet.
In 1858 studeert hij Letteren en Wijsbegeerte aan de universiteit van Luik, haalt het kandidaatsdiploma in 1860, en promoveert in 1863, terwijl hij surveillant is aan het atheneum.in Antwerpen.
In 1864 is hij aangesteld tot leraar moderne talen aan het atheneum in Namen.
Hij publiceert in 1865 ‘Een Drijtal Verhandelingen over de Geschiedenis der Letteren’ naar voordrachten die hij heeft gegeven: de eerste verhandeling gaat over Reynaert, de tweede over Jacob van Maerlant, de derde over middeleeuwse volksliederen.[1]
Het jaar daarop wordt hij overgeplaatst naar Gent, waar hij nauwe contacten had met Vlaamsgezinde liberalen. Hogeschoolbibliothecaris Ferdinand van der Haeghen brengt hem de liefde voor het boek bij en onder diens leiding zal hij zijn werk over de Plantijnse drukkerij aanvatten.
In 1867 richt Max Rooses samen met Julius Sabbe en Julius de Vigne de onafhankelijke strijdkring ‘Het Vlaamsche Volk’ op, waarin katholieken en liberalen samen werken, met als spreekbuis het weekblad ‘Het Volksbelang’. Hij neemt er zeer sociale standpunten in.
Vanaf 1868 is hij secretaris van het Willemsfonds en neemt hij het initiatief voor de eerste kosteloze ‘volksboekerij’ van Vlaanderen. Vanuit sociale motieven zette hij zich in voor de vernederlandsing van het onderwijs. Door zijn interesse voor taal en literatuur wordt hij secretaris van het IXe Nederlandse Taal- en Letterkundig congres in Gent.
Ondertussen publiceert hij over de Vlaamse Beweging, letterkunde, politiek en economie in het Haags dagblad ‘Vaderland’.
In 1874 concentreert hij zich korte tijd op het werk van Jan Frans Willems.
In Gent heeft hij contacten met politici, uitgevers, professoren en literatoren. Tot zijn kennissenkring behoren ook kunstenaars, o.a. beeldhouwers, historieschilders als Juliaan en Albrecht Devriendt, Tijtgat, en landschapsschilder Gustave den Duyts.
In 1869 trouwt hij in Gent met Lucia Maria van Geert, dochter van Karel van Geert[2] [3], boezemvriend van H. Conscience.
Het Antwerpse stadsbestuur schrijft in 1876 een prijsvraag uit voor een samenvattende studie over de geschiedenis van de Antwerpse schildersschool: 2 manuscripten worden ingestuurd en ex-aequo bekroond, nl. van Frans-Jozef van den Branden en Max Rooses.
Zijn ‘Geschiedenis van de Antwerpse schildersschool’ wordt gepubliceerd in 1879.
Hetzelfde jaar behaalt Max Rooses goud van de Koninklijke Academie van België voor zijn publicatie over de Plantijnse drukkerij. Hij stuurde het werk op onder de kenspreuk ‘Labore’.
In juli 1876 volgt de aanstelling tot conservator/bewaarder MPM, Emmanuel Rosseels wordt administrateur. Zijn eerste taak bestaat uit de herinrichting van de gebouwen tot museum, met inbegrip van het omvangrijk patrimonium.
Rond deze tijd wordt hij lid van de loge ‘Les Élèves de Thémis’, die in 1876 Nederlandstalig wordt.
1877
Oprichting samen met Pierre Génard van de Maatschappij der Antwerpsche bibliofielen. De huidige Vereniging van Antwerpse Bibliofielen. De vereniging publiceert een bulletin en aparte uitgaven, waarvan er heel wat door Max Rooses zelf worden geschreven.
Nog in 1877: de Antwerpse gemeenteraad keurt het voorstel van Génard goed om het opstellen van een catalogus raisonné over Rubens toe te vertrouwen aan Rooses. Voor zijn werk over P.P. Rubens (1903) ontving hij in 1906 de vijfjaarlijkse prijs voor historische wetenschappen, wat niet eerder gebeurd was voor een in het Nederlands geschreven werk.
1884: Max Rooses wordt voorzitter van het Willemsfonds, voorzitter Vlaamse liberale bond, 1ste voorzitter Vlaamse Hoogeschoolcommissie, hij werkt mee aan de voorbereiding van de taalwetten.
Onvermoeibaar publiceert hij in dagbladen en tijdschriften, organiseert congressen en tentoonstellingen, onderneemt kunstreizen en schrijft er boeken over.
Hij is betrokken bij de totstandkoming van Oud Antwerpen op de tentoonstelling in 1894 samen met Jan van Rijswijck.
In 1905 is hij medeoprichter van Kunst van Heden en van het Bestendig Dotatiefonds voor de Stadsbibliotheek en het Museum Plantin-Moretus. Hij is ook de grondlegger van het Prentenkabinet.
Op 1 juli 1914 neemt hij 3 maanden verlof, en overlijdt op 15 juli.
In Onze Kunst (1914 p. 36) staat geschreven:
“De som van den in dit leven verrichten arbeid grenst aan het fabelachtige; men moet Rooses aan het werk hebben gezien, dag voor dag, uur aan uur zijne taak methodisch en nauwgezet voortzettend, zonder sprongen, maar ook zonder lanterfanten of fantazeeren, om te begrijpen hoe dat alles in één menschenleven kon verwezenlijkt worden.’
[1] Het was voor Rooses de bedoeling om het ‘gewone’ volk te laten kennismaken met de middeleeuwse teksten om zo de schoonheid en de waarde van de middeleeuwse letteren aan te tonen.
De Reynaert is het bestuderen waard vanwege ‘zijnen ouderdom’, ‘zijne innerlijke waarde’ en de ‘ontelbare werken, die er in de laatste halve eeuw over geschreven zijn’.
In Reynaert vond Rooses zijn eigen, zich ontwikkelende, politieke (liberale) idealen terug en inspiratie voor flamingantische inzet.
Hij zegt over de dichter: ‘Wij erkennen in hem eenen zoon van het wijze Vlaanderen, eenen voorvader van hen, die voor de ontvoogding van den Vlaamschen stam streden, een die de baan afbakende, waar de volgende eeuwen zouden op voortwandelen tot het bereiken van hun doel: den algemene vooruitgang, de verbetering van het menselijke geslacht door de ontwikkeling van het verstand en de rede.’
[2] Karel van Geert, tuinbouwkundige, had een boom- en bloemenkwekerij in de Ploegstraat in Antwerpen. Hij was eveneens begaan met kunst en hielp H. Conscience bij het schrijven van zijn eerste novellen. In 1856 kocht hij een domein aan buiten Antwerpen. Dit lag aan de basis van het latere arboretum van Kalmthout. Op de gronden van zijn kwekerij in de omgeving van de Provinciestraat werden in 1884 de Tuinbouw-, Van Geert- en Dodoensstraat aangelegd. Het familiegraf van de familie Van Geert werd in 1936 overgebracht van de gesloten Kielbegraafplaats naar het Schooonselhof, perk Y, rij 14. Daar zijn ook Max Rooses en zijn echtgenote, en onder andere zijn zoon Max (1883-1898) en zijn dochter Rosa (1972-1957) begraven.
[3] Schoonselhof, Erfgoedcel Antwerpen 2005: p. 112 – 113: Grafmonument op perk Y, rij 14
Het huis Max Rooses
Max Rooses (1839-1914) kennen we als de eerste conservator van het museum Plantin-Moretus. Eens conservator van het museum, laat hij in 1878 door architect Pieter Dens zijn eigen woning oprichten in de Provinciestraat 83.
De architectuur en inrichting van dit huis, met drie prachtige salons op het gelijkvloers in neo-Vlaamserenaissance-stijl, vormen hierbij een spiegel van Rooses’ eigen persoonlijkheid. Lode Declerq schrijft in zijn artikel ‘Max Rooses als inspirator van de Neo-Vlaamse Renaissance’ over dit interieur: “In de salons op het gelijkvloers ontvouwt Rooses een iconografische thematiek die kan gelezen worden als een intellectuele biografie.”.
De INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2023: Hotel Max Rooses, geeft de volgende beschrijving over deze drie salons
Zie https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7474
Deze drie vertrekken hebben een rijk gelambriseerd interieur in neo-Vlaamserenaissance-stijl, met een iconografisch programma dat verwijst naar het humanisme, de rederijkers en de kunsten uit de 16de en 17de eeuw. Voor het decor deed Max Rooses in 1882 beroep op de Gentse kunstschilder Gustave Den Duyts, leidend ontwerper van de historische stoet voor de herdenking van de Pacificatie van Gent in 1876. Hij signeerde het Antwerpse stadswapen op de lambrisering tegenover de schouw. Een tapijtcyclus ingewerkt boven de lambrisering verbeeldt taferelen uit het Reinaert-epos, waaraan Rooses zijn eerste, in 1865 gepubliceerde verhandeling opdroeg.
Het salon is versierd met spreuken en deviezen, waaronder de lijfspreuk “VRANK EN VRY” van de volksdichter Theodoor Van Rijswijck. De vier plafondcassetten zijn gewijd aan de beeldhouwkunst (Quellin en Cornelis Floris), de schilderkunst (Rubens en Jordaens), de graveerkunst (Edelinck en Pontius) en de letterkunde. Gewijd aan Apollo, dragen de plafondcassettes polychrome decoraties die verwijzen naar de negen muzen Kalliope, Clio, Polyhymnia, Euterpe, Terpsichore, Erato, Melpomene, Thalia en Urania. Op de lambrisering zijn vergulde sauriërs afgebeeld. In de veranda uit 1890 draagt de schouw het embleem van het Plantijnse huis, de passer, en verder bestaat het decor uit kleurrijke trofeeën die verwijzen naar de gilden en ambachten. Achteraan in de gang, bevat het bovenlicht van de tuindeur glas-in-loodramen met roosjes, naar de naam van de bouwheer.