De editie van het eerste werkhuisreglement van het Plantijnse huis werd gezet en gedrukt op dezelfde wijze als het origineel, aanwezig in de Plantijnse archieven.
Het geheel van het boekje moest vooraf goed uitgedacht worden zodat het papier op maat kon worden gesneden en bepaald kon worden wat op welk vel gedrukt moest worden.
Na het uitschrijven van het manuscript, nu op een computer uiteraard, werd de tekst letter per letter, spatie per spatie, lijn per lijn gezet in individuele loden letters. Dit in spiegelbeeld zodat de afdruk leesbaar is. Elke pagina werd opgemaakt (voorzien van alinea’s, paginering, etc.) en dan opgebonden met een touwtje. Voorbeelden daarvan vind je in het museum.
Na een eerste proefdruk werd alles nog eens nagelezen om zet- en schrijffouten op te sporen. Het werk van de corrector is uiterst belangrijk, en moet snel gebeuren: de pers staat te wachten om de volgende pagina af te drukken.
Dan kwam de drukgang. Het zetten gebeurde in Antwerpen door bestuurslid Patrick Goossens.
Nadien werd de tekst naar de Carbolineumpers in Kalmthout gebracht. Ook hier werden nog aanpassingen doorgevoerd.
Voor het drukkersmerk werd gebruik gemaakt van een zeer oude houtgravure die helaas door het vele gebruik minder scherp was geworden.
Recto verso drukken hield in dat er enige tijd gewacht moest worden tussen beide drukgangen. Ondertussen werd Boris Rousseeuw, de man achter de Carbolineumpers in het Nederlandse Haarlem bekroond voor een van zijn vorige publicaties, dus die wachttijd werd nuttig doorgebracht.
Na het drukken werd alles vakkundig geplooid en genaaid. De illustratie werd keurig ingeplakt en de editie van de ‘coustuymen en ordonnantie’ was klaar om verpakt te worden en verstuurd te worden naar de leden van de Vrienden van het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet vzw.