De Guicciardiniwandeling

Op 29 januari 2022 maakten de Vrienden MPM een wandeling rond Guicciardini. Hans de Smet en Anna Van Houtte, twee bestuursleden Vrienden MPM, dienden als gids. De aanwezige Vrienden gingen met  veel plezier -de regen liet het afweten- in de stad op zoek naar de  plekken die Guicciardini in zijn werk Il descrittione di tutti i Paesi Bassi gedetailleerd beschreef en becommentarieerde.
Wegens groot succes en de vele inschrijvingen werd deze herhaald op 12 februari 2022.

We vertrokken aan het Steen onder het standbeeld van Lange Wapper waar Hans en Ann een  inleiding over de figuur Guicciardini gaven. De wandeling zou nadien gaan via de overgebleven muur achter Vleeshuis, de Spanjepandsteeg aan de pagaddertoren, de hoek van de Wisselstraat met de Oude Beurs, het stadhuis op de Grote markt, de kathedraal, de Pelgrimstraat,  de Vrijdagmarkt, de Groenplaats. Het einde van de tocht was aan de handelsbeurs.

Guicciardini was zo duidelijk geweest dat hij -hoewel reeds overleden in 1589- ons toesprak via zijn werk.

Ik heb lange tijd in de Nederlanden in Vlaanderen gewoond. Zo heb ik dikwijls en met grote aandacht allerlei dingen gezien, gehoord, gelezen, waargenomen en opgetekend. Ik vind deze provincie prachtig en een voortreffelijk deel van Europa. Daarom heb ik me voorgenomen om dit gebied uitgebreid te beschrijven in de toestand tot 1560, tot nut van de gemeenschap. Ik ben er vast van overtuigd dat wie dit leest interessante gegevens en feiten leert, die de moeite waard zijn. Die zijn niet alleen nieuw en nuttig voor buitenlanders, maar ook voor de inwoners van de provincie bij gebrek aan andere beschrijvingen.

Vooraleer ik start met de beschrijving van Antwerpen wil ik zeggen dat de oorsprong van haar huidige naam heel onzeker is..

Sommigen zijn van mening dat er in de tijd van Julius Caesar op de oever van de Schelde een burcht of een slot stond, waarin een grote reus Druon (anderen noemen hem Antigon) woonde. Hij bedreigde de voorbijvarende kooplui en liet ze als tol de helft van de waarde van de goederen betalen. Als hij vermoedde dat er bedrog gepleegd was legde hij, volgens zelfbepaalde wetten, beslag op alle goederen van de koopman. Hij hakte vervolgens zijn hand af en wierp deze in de Schelde. Daarom noemden de nabijgelegen dorpen of steden  deze burcht Handtwerpen en zo wordt de stad tot op de dag van vandaag nog altijd genoemd.
In het Latijn wordt ze Antverpia genoemd, de Fransen zeggen Anvers en de Italianen voegen er een letter aan toe: Anversa. Deze schrijvers oordelen dat dit verhaal  aan de basis ligt van het ontstaan van de geschiedenis van de stad. Als bewijs hiervoor halen ze de overgebleven restanten aan van deze burcht aan de Schelde, het stadswapen met de burcht en de afgehouwen handen. Hier zou deze reus gewoond hebben. Bovendien vermelden ze dat er op die plaats een aantal grote beenderen zijn gevonden die van de reus zouden zijn. Die beenderen worden trouwens in het stadhuis bewaard.

Anderen verklaren dan weer dat Antwerpen haar naam te danken heeft aan een kenmerkende plek van de stad: De plaats waar de schepen aan land kwamen en de goederen gelost werden (daar waar de oude kraan stond), werd ‘Werp’ genoemd en kreeg later een zachtere klank nl. ‘Werf’.Sommige schrandere inwoners van de stad betwisten al deze aannemelijke argumenten en zij houden voet bij stuk dat de naam Antwerpen voortkomt uit de Duitse woorden ‘An’ en ‘Werpen’, samengevoegd  ‘aenworp’. In het Latijn wordt dit dan ‘Adjectum’. Want volgens hen staat het vast dat de eerste burcht en een gedeelte van de stad ontstaan is op aangeslibde grond veroorzaakt door de stroming van de Schelde. De reus zou gewoon een Rus zijn geweest, die naar Antwerpen afreisde om zich daar te vestigen, de burcht van Antwerpen kocht, stichtte of zelfs met geweld verkreeg. Omdat hij een groot en struis man was, zoals de meeste Russen (vroeger waren ze zelfs nog groter), werd er een overeenkomst gevonden tussen de term Rus en reus. Daarom dachten de volgende generaties dat deze Rus een reus was.

De gunstige ligging aan de Schelde

Het is werkelijk overweldigend om telkens weer de prachtige watervloed met haar eb en vloed te bewonderen. De getijden op deze rivier, dit is vloed en eb, komen van de zee tot aan Gent, meer dan 30 mijl vanaf de monding langs kronkels en bochten.

Hier is de Schelde zeer breed en diep, zodat ook vele grote schepen tot aan de kade of het Kranenhoofd zeilen en men zelfs vanaf de kade de schepen kan aanraken. De goederen kunnen dus onmiddellijk op de gekasseide kade worden gelost en als het hoogtij wordt, drijft het schip gemakkelijk zelf tot daar. Dit is zo praktisch en ook ervaren schippers die al de hele wereld hebben rondgereisd, zeggen dat dit de enige haven in de wereld is waar dit mogelijk is.

Het is een constant komen en gaan van schepen uit de verschillende naties en landen, met allerlei volk en handelaars. En zo veel schepen te zien, zoveel instrumenten, gereedschap en manieren om die te bedienen. Hier is altijd wel wat nieuws te beleven.

Het stadhuis

In Antwerpen zijn er tegenwoordig meer dan 13.500 huizen en is er daarenboven nog plaats voor 1.500 meer. Als de stad verder in voorspoed zal mogen varen zoals zij nu al vele jaren doet, zullen de lege plaatsen in korte tijd opgevuld worden totdat er 15.000 huizen zijn, zonder dat we de uitgestrekte gronden meerekenen aan het kasteel waar men prachtige hoven kan oprichten. Daardoor kan de stad Antwerpen gerekend worden onder de dichtstbevolkte steden van Europa. En hoewel hier zo veel huizen en woningen staan, zijn ze heel duur wegens het grote aantal mensen. Duurder dan in enige andere stad die ik ken, behalve in Lissabon. In de hele stad heeft een gemiddeld huis vijf of zes verblijven of kamers met hun toebehoren, die aan ongeveer tweehonderd kronen per jaar  verhuurd worden; en andere grote en kleine woningen worden verhuurd aan vierhonderd of vijfhonderd of zelfs meer. Vermeldenswaardig zijn de vele grote en prachtige huizen. Bij sommige is de constructie en opbouw niet zo sterk en duurzaam als in Italië. Deze zijn echter grotendeels zeer mooi, prachtig en geriefelijk en worden elke dag beter gemaakt. Want de burgers zijn nu door hun rijkdom hoogmoediger en eergieriger dan vroeger en bouwen dus beter. De wet verbiedt huizen van hout te bouwen of te herstellen en om muren te metsen dunner dan één Antwerpse voet.

De moeilijkheden met de tijd
Het jaar wordt nu en sinds vroeger verschillend begonnen, van land tot land en van streek tot streek. Zelfs in Holland worden verschillende manieren naast mekaar gebruikt. Op veel plaatsen gebruikt men de roomse traditie, dit is de eerste dag van januari. In Brabant vieren ze Nieuwjaar op de middag van Goede Vrijdag, omdat onze Heer op dit tijdstip overleed door zijn kruisiging. In Vlaanderen begint het jaar op paasavond, om 12 uur, even nadat de priester de paaskaars heeft gewijd. Dit zijn dus de eigen termijnen van de Brabantse en de Vlaamse traditie, hoewel het volk meestal het begin van het jaar rekent op de paasdag, zoals ook in Frankrijk. Door de vele problemen en ruzie hieruit ontstaan, is Nieuwjaar bij algemene ordonnantie in ’t gehele land vastgelegd op de eerste dag van januari naar de roomse traditie.

De Onze-Lieve-Vrouwekerk

De O.-L.-Vrouwekerk
“Het is een zeer grote en fraaie kerk die overal prachtig versierd is. Ze heeft een wonderlijke toren uit mooi gehouwen steen die wel 420 Antwerpse voet oftewel ongeveer 200 Florentijnse el hoog is, van waaruit men een mooie uitkijk en uitzicht heeft. Want boven op deze toren ziet men niet alleen de hele mooie stad met de omliggende weilanden vol met dorpen, huizen en hoven, maar ook zeer duidelijk vele grote en ver weg gelegen steden zoals Mechelen, Brussel, Leuven, Gent en daarenboven de grote uitgestrekte waterstroom tot zelfs aan de zee aan Zeeland toe.”

De handel in Antwerpen

“Antwerpen is goed voorzien van handelszaken in voedingswaren. Want behalve wat de vreemdelingen van alle kanten aanvoeren, wordt door handelaars uit de hele provincie, zowel te water als over land dagelijks zo veel aangevoerd dat er hier niet alleen zeer veel gewone levensmiddelen zijn, maar dat men ook veel en allerhande ongewone voedingswaren aantreft.

Hier vindt men allerlei soorten wijnen: uit Duitsland zeer goede Rijnwijn; uit Frankrijk, Spanje, Portugal, de Canarische eilanden en de andere provincies, ook uit Italië zeer dure wijnen, en de uitstekende malvezij uit Kreta. Uit alle landen, vindt men hier, behalve de noodzakelijkheden, allerhande kostbare eetwaren voor banketten, en alle soorten heerlijkheden en lekkernijen die men zich wensen kan.

De gesel van het drinken
Daarenboven hebben ze de kwalijke gewoonte van overmatig drinken. Daarin vinden ze hun genoegen. Ze drinken bij dagen en bij nachten dikwijls zoveel, dat hieruit zware schade volgt aan lichaam, geest en ziel. Ja, ze verkorten zonder twijfel hiermee hun leven. Zoals Propertius zegt: “Vino forma perit, vino corrumpiter aetas” dit is ‘de wijn die de schoonheid verdrijft, maakt ook dat het leven niet beklijft’. Dit bekennen en geloven ze zelf wel. Ja, ze berispen de dronkenschap, hoewel ze deze slechte ingewortelde gewoonte niet kunnen stoppen. Maar hier zijn ook verontschuldigingen. De lucht van het land is meestal vochtig en melancholisch. De  bewoners vinden  misschien geen beter of bekwamer middel om de hatelijke en de ongezonde zwaarmoedigheid te verdrijven, dan wijn en goede drank. Horatius schreef al: “Vino pellite curas” ‘Wijn verjaagt de zorg.’ Maar ze zouden het goede spreekwoord van Terentius moeten toepassen: “Ne quid nimis” ‘Niet te veel’ (= motto van Guicciardini). Zoals nu al een poosje de beste personen zijn beginnen doen.

Even aangenaam en wonderlijk als het voorgaande, is de grote en heerlijke drukkerij van de Koninklijke drukker, Christoffel Plantijn, te midden van alle andere kleine drukkerijen die hier zijn. De drukkerij en de bijzondere en degelijke woningen staan apart van de boekenwinkel. Deze drukkerij is het vermelden waard. In heel Europa is er tot nu toe geen vergelijkbare drukkerij te vinden geweest, met meer persen, meer letters in allerlei soorten, meer drukwerk en gereedschap, meer bekwaam en geschikt personeel. Dat wordt ruim vergoed. De werknemers zetten en corrigeren in alle talen, zowel in speciale als gewone talen, zonder uitzondering, die men in de hele christenheid gebruikt. Als je alle kosten samentelt dan wordt in dit huis op elke werkdag meer dan 300 gulden uitgegeven. Dat bedrag in lokale munt komt overeen met meer dan 150 kronen. Het is een edele en koninklijke zaak, die de loffelijke stichter en meester profijt en eer brengt. De stad geniet er evenzeer van, want zijn mooie en rijkversierde werken worden in groot aantal over de hele wereld vervoerd en verspreid.

De moeilijkheden met het uurverschil

Er is een vast uur dat wordt onderhouden in heel het land, zoals in bijna heel Europa, uitgezonderd in Italië. Deze manier is beter (vind ik) dan de Italiaanse. Want in Italië kent men met het uur het einde van de dag en het begin van de nacht. Bij zonsondergang wordt 24 uur geslagen, maar dat kan iedereen weten, zelfs zonder uurwerk. Het is beter om de uren in de nacht te weten, ook de uren van de dag, die nog nuttiger om weten zijn dan die van de nacht. In ’t kort gezegd, in Italië wordt alleen maar een punt gesteld om 24 uur, daarna moet men de klok een hele tijd regelen. In de zomer en winter kan je niet weten hoe lang de nacht en de dag duren zonder oefening of berekening met de pen.

Hier weet men altijd de tijd op de middag en middernacht, want het uurwerk is gelijk verdeeld. Zo is het overdag om 12 uur altijd middag en ’s nachts om 12 uur altijd middernacht. Het is voor de mensen heel handig als het op deze twee ogenblikken altijd 12 slaat. Zo kan men elk uur dat het slaat eenvoudig begrijpen, en daardoor onmiddellijk weten hoe lang nacht en dag duren in de winter en in de zomer, wat echt zeer nuttig is. Bovendien zijn veel gewone en speciale uurwerken niet alleen in alle steden te vinden, maar ook in alle dorpen, plaatsen en voortreffelijke huizen.

De Nieuwe Beurs

‘De stad Antwerpen telt tweeëntwintig belangrijke en minder belangrijke pleinen: het belangrijkste is dit bij het stadhuis, de Grote Markt; en het mooiste is dat van de kooplieden, genaamd de Nieuwe Beurs. Deze  beurs heeft twee torens en uurwerken, en is zo mooi en zo geschikt voor de bijeenkomsten van de kooplieden dat zij waarschijnlijk nergens haar gelijke vindt. Er zijn geen wagens, paarden en andere obstakels. Vier grote poorten verlenen toegang. Het plein is omgeven door mooie loggia’s waarboven een winkelgalerij is gebouwd. Het geheel van deze winkels wordt het schilderspand genoemd. Want daar worden in het bijzonder allerlei schilderijen verkocht. De beurs is gesticht in het jaar 1531. Maar laat het ons het even hebben over hoe deze beurs aan zijn naam komt, het is de moeite om het daarover te hebben.

In Brugge bestaat een voor de verschillende wijken van de stad zeer goed bereikbaar plein waar zich een oud huis bevindt, genoemd naar het edele geslacht Van der Beurse. Hun wapenschild, waarop drie beurzen staan, werd boven de poort in steen uitgehouwen. Zoals dat dan regelmatig het geval is, heeft dit plein de naam gekregen van dit huis, geslacht en wapenschild. En vermits de kooplieden die in Brugge verbleven deze plaats of beurs tot op heden verkozen en gebruikten voor hun koophandel en daarna naar Antwerpen en Bergen-op-Zoom trokken waar zij dezelfde activiteiten uitvoerden, hebben zij in deze twee steden de plaats van koophandel daar eveneens de beurs genoemd. De naam van “Beurs” in Antwerpen is zo aangenaam en waardig geweest dat vervolgens ook de Fransen deze zijn gaan gebruiken in Rouen en Toulouse voor de panden waar de kooplieden samenkomen. Hetzelfde is onlangs ook gebeurd bij de Engelsen in Londen waar een zeer mooie beurs is opgericht door Thomas Gresham, een zeer gewaardeerd burger van deze koninklijke stad. Toen dit werk voltooid was, is koningin Elisabeth in eigen persoon naar Londen gekomen om deze te zien. Ter plaatse aangekomen heeft zij deze uitzonderlijk geprezen. Maar om niet de indruk te geven dat deze gemaakt is naar de beurs van Antwerpen, heeft zij deze “Royal Exchange “genoemd, en bevolen dat men ze niet anders mag noemen. Desondanks is de naam beurs zo krachtig dat haar bevel niet sterk genoeg is geweest om te beletten dat deze toch de beurs werd genoemd. Te Antwerpen is er ook nog een mooi plein dat de “Engelse Beurs” wordt genoemd, omdat de stad deze met een mooie wandelgalerij in het jaar 1550 voor de Engelsen heeft laten bouwen.

In de vernieuwde beurs werd toevallig een tentoonstelling gehouden over voorhistorische dieren.

We moeten ook wat zeggen over de werkzaamheden, handel en gebruiken van de buitenlandse kooplieden: vermits dat de stad voor een groot deel op het koopmanschap gegrondvest en gesticht is en verder dankzij de buitenlanders groot en prachtig is geworden. Zo zeg ik ten eerste dat – buiten het volk uit eigen land die hier in grote menigte naar toe komt en woont en buiten de grote getallen van Franse kooplieden die hier in tijden van vrede hier dagelijks verkeren – er zich zes voorname natiën in Antwerpen bevinden die zowel ten tijde van oorlog als ten tijde van vrede hier een vast verblijf hebben en die te samen met hun voornaamste dienaars op meer dan duizend geschat kunnen worden. Het gaat hier over Hoogduitsers, en Denen en Oosterlingen te samen. Verder over Italianen, Spanjaarden, Engelsen en Portugezen; van deze zijn zonder twijfel voornamelijk de Spanjaarden degene die hier het meest gehuwd zijn en een vaste woonplaats hebben. Deze kooplieden volgen de wetten en statuten van de stad, maar leven, kleden zich en doen voor de rest alle andere zaken naar hun eigen gewoonten: want de vreemdelingen hebben in Antwerpen zowaar meer vrijheid dan waar ook ter wereld. Zo is het wonderbaarlijk er zo een grote samenkomst van zo veel mensen en gedachten te zien en zelfs nog wonderbaarlijker een grote verscheidenheid aan spraken te horen: zo kan men als men wil zonder ver te moeten reizen in één stad de zeden, gewoonten en gebruiken van veel natiën opmerken en zelfs navolgen. Hierdoor is er door deze grote menigte van vreemdelingen altijd veel nieuws uit de hele wereld.

Deze wissel is voornamelijk uitgevonden geweest tot nut van het koopmanschap, maar het slechte karakter van vele kooplieden – in het bijzonder van de rijksten – is met dit nut niet tevreden geweest; daardoor hebben zij door gierigheid en door een onverzadigbare dorst naar onbetamelijk gewin deze eerlijke manier van wissel veranderd en bedorven. Want zij halen soms zonder dat er nood aan is grote sommen geld op of geven ze uit  aan woeker, of zorgen er op een agressieve en bedrieglijke wijze voor dat het geld moeilijk of gemakkelijk te verkrijgen is, tot baat van zichzelf maar ten schade van de gemeenschap.  Niettemin is  deze handel in wissels over het algemeen wel behoorlijk en te verdragen en daarenboven zeer aangenaam en mag ze wanneer ze oprecht gebruikt wordt geen onrechtvaardige winst genoemd worden (volgens de theologen) want het gewin is soms maar klein en bedenkelijk, ja soms doet men er zelfs verlies mee.

Nog wat over de ruzie bij de blijde intrede

‘Maar nu we de mooie kant hebben laten zien, kan ik toch niet zwijgen over de beroering en de tweedracht tussen de vreemde naties over hun plaats in de optocht. Eerst hebben de Italianen dikwijls onder elkaar scherp beraad gehouden om goede redenen te bepalen om voor alle andere naties te mogen opstappen. Maar wanneer ze beseften dat Italië niet één staatshoofd heeft voor het hele land, en door onenigheid,  vreemdelingen veel van hun steden besturen, hebben ze de zaak stil gelaten. De Denen en de Oosterlingen hebben aan de Duitsers toegegeven. De Spanjaarden wilden met een nieuw voorstel vóór de Duitsers gaan, maar de Keizer heeft dit tegen hun wil afgewezen. De Portugezen twistten met de Engelsen. Maar de Keizer heeft na rijp overleg gevonnist in het voordeel van de Engelsen. Bijgevolg waren de Portugezen niet tevreden en hebben ze niet willen deelnemen aan de optocht van de Blijde Inkomst. Nochtans hadden ze grote onkosten gemaakt voor kledij en andere dingen. De Florentijnen protesteerden tegen de Genuezen, omdat zij hen niet wilden laten voorgaan. Daarover heeft de Keizer geen vonnis willen vellen, maar om te vermijden dat ze zouden vechten, beval hij dat zowel de ene natie als de andere, die beide rijkelijk uitgedost waren, en bijna allemaal te paard, thuis zouden blijven. Dit gebeurde niettegenstaande de Koning van Frankrijk onlangs voordien in zijn Blijde Intrede te Lyon, naar de Roomse ordonnantie, ten gunste van de Florentijnen had gevonnist.’

En nog dit

Voor G was het niet altijd gemakkelijk om te vertellen over een streek waar Nederlands wordt gesproken. Zo heeft hij in zijn Italiaanse werk enkele woorden zelf bedacht, zoals Borsa = beurs,  viriscala = vierschaar, cabiglio = kabeljauw, Crana = naam voor Kraanplaats aan de werf, Halla = Lakenhal, marcgrave = markgraaf, melazzo = melasse, oudermanno = ouderman, hooftmanno = hoofdman, rentemaestro = rentmeester, tola = tol, ublone = hop (Fr. houblon), beghinaggio = begijnhof (Fr. Béguinage)


Ann Van Houtte en Hans De Smet
(De foto’s werden genomen tijdens de wandeling van Hans de Smet op 29 januari 2022)